U kunt voor elke zone de verwarmingsstappen, lokale stappen, grondverwarmingsstappen en mengkleppen koppelen aan een centraal warmtebeheer dat warmte voor de verwarmingsapparatuur van die zone levert. Om een klimaatzone aan een warmtebeheer toe te voegen, stelt u het zonenummer bij de instelling voor Warmtebeheerzones in. Er kunnen maximaal 4 warmtebeheerzones worden geconfigureerd om warmte te leveren aan elke klimaatzone.
Met Kalibratieoffset luchttemperatuur kan de waarde van de sensor worden gecorrigeerd. Een voorbeeld: als de temperatuursensor een waarde detecteert die 0,8° te hoog is, kunt u een kalibratieoffset van -0,8° instellen. Daardoor wordt 0,8° van de waarde afgetrokken. Let op: Priva-sensoren (met uitzondering van pH-, CO2- en raamsensoren) hoeven niet gekalibreerd te worden.