Er kunnen per zone meerdere raamcontrollers (motoren) worden geïnstalleerd. Ramen worden gebruikt voor het regelen van de temperatuur en luchtvochtigheid. Ramen kunnen in verschillende configuraties worden ingesteld. Dakopeningen bevinden zich op het dak van de kas en gevelramen bevinden zich aan de zijkanten van de kas. Wanneer dezelfde wand twee ramen bevat, dan wordt het onderste raam geconfigureerd als een lage raamgevel. De werking van ramen kan verschillend worden ingesteld afhankelijk van of het raam zich aan de luwe zijde bevindt (weg van de huidige windrichting) of aan de windzijde (richting de huidige windrichting).
Ramen kunnen worden aangestuurd op basis van de feedback van een raamstandsensor of op basis van tijd.
Opties kunnen worden ingesteld om het systeem te kalibreren op basis van hoe ver en hoe lang een raam moet worden geopend om de luchtvochtigheid te verlagen. Tijdens een afluchtcyclus kunnen sommige of alle ramen worden geopend. Het openen van een bepaald raam kan worden vertraagd om de temperatuur in een zone te laten stijgen voordat een afluchtcyclus wordt gestart.
Als zowel ramen (passieve koeling) als uitlaatventilatoren (actieve koeling) zijn geïnstalleerd, kan de teler ervoor kiezen of de ramen voor of na het inschakelen van de uitlaatventilatoren worden geactiveerd of niet, of om de ramen tegelijkertijd met de ventilatoren te openen om de kas af te koelen.
Raamregeling wordt beïnvloed door de windsnelheid en -richting wanneer er een weerstation is geïnstalleerd. Als de windsnelheid boven een door de gebruiker ingesteld minimumniveau stijgt, berekent de procescomputer opnieuw welke ramen zich aan de luwe zijde en aan de windzijde bevinden en opent de computer de juiste ramen zo ver als nodig is.
Tijdens harde wind (een waarde die door de gebruiker wordt bepaald), worden de ramen proportioneel gesloten om schade te voorkomen. Raamregeling wordt ook beïnvloed door regen wanneer u een regensensor heeft. De detectie van regen zorgt ervoor dat de ramen minder ver open worden gezet in een stand die u zelf kunt opgegeven.
Raamregeling wordt beïnvloed door de buitentemperatuur wanneer er een buitentemperatuursensor is geïnstalleerd op het weerstation. Deze regeling heet vorstbescherming en voorkomt dat de ramen worden geopend op basis van de buitentemperatuur en de hoeveelheid zonlicht, zodat de ramen niet vast kunnen vriezen.
Met de procescomputer kunnen ook verschillende minimumstanden voor ramen in elk van de vier perioden worden ingesteld. De kierstanden worden automatisch opgeheven in het geval van regen, vorst, harde wind of een grote vraag naar warmte.
Raamstandsensoren zijn beschikbaar voor nauwkeurigere raamregeling.