Bevochtigingsstrategie - Instellingen

U kunt verschillende parameters voor maximaal zes verschillende perioden van de dag gebruiken.

Als het nodig is om een periode zonder mist in te stellen, stelt u alle starttriggers (Luchtvochtigheid, Temperatuur, Lichtsom en VPD-niveau) voor die periode in op 0. Als de mist al actief is wanneer het einde van de huidige periode wordt bereikt, wordt de irrigatiecyclus die momenteel wordt uitgevoerd, voltooid.

Elke periode heeft een eigen Begintijd. De eindtijd van een periode is de begintijd van de volgende periode.

Voor elke tijdinstelling staat een astronomisch symbool. Dit symbool geeft aan of het tijdstip meeschuift met het tijdstip van zonsopgang (↑), zonsondergang (↓), of dat het hetzelfde blijft (-). Als het tijdstip met de zonsopgang meeschuift, zal het automatisch vooruit of achteruit worden aangepast aan het gewijzigde tijdstip van zonsopgang. Als het tijdstip met de zonsondergang meeschuift, zal het automatisch vooruit of achteruit worden aangepast aan het gewijzigde tijdstip van zonsondergang. Als de tijd hetzelfde blijft, zal het niet wijzigen van seizoen tot seizoen. Controleer de instelling van de breedtegraad als de tijden niet correct wijzigen.

De procescomputer kan een interval tussen mistcycli berekenen. Het interval wordt bepaald op basis van de hoeveelheid licht die wordt gemeten. U kunt de procescomputer langer laten wachten tussen mistcycli als het bewolkt is en korter laten wachten als het zonnig is. Het Bevochtigingsinterval bij lage lichtintensiteit is het aantal seconden dat nodig is voordat een andere mistcyclus wordt gestart bij omstandigheden met weinig licht. Het Bevochtigingsinterval bij hoge lichtintensiteit is het minimumaantal seconden dat nodig is voordat een andere mistcyclus wordt gestart bij omstandigheden met veel licht. Het instelpunt Lage lichtintensiteit bepaalt de minimale intensiteit van het zonlicht dat nodig is voordat de mistkleppen actief worden op basis van de intensiteit van het zonlicht. Zodra de gemeten intensiteit van het zonlicht de intensiteit die is ingesteld bij Hoge lichtintensiteit overschrijdt, wordt de minimale intervaltijd gebruikt. Wanneer de lichtintensiteit tussen de minimale en maximale lichtreferenties valt, berekent de procescomputer een interval tijd tussen de minimale en maximale intervalinstellingen.

Een voorbeeld: het mistinterval bij een hoge lichtintensiteit is 10 seconden. Wanneer de mistcyclus start, worden alle kleppen gedurende 10 seconden geactiveerd. Als de intensiteit van het zonlicht 100 of minder is (referentie lage lichtintensiteit), pauzeert de procescomputer gedurende 80 seconden (mistinterval met lage lichtintensiteit) voordat de kleppen weer worden geactiveerd. Dit zorgt voor een werkcyclus van 20% en voorkomt dat er te veel waternevel in de kas komt. Nadat de vertraging van 80 seconden voorbij is, start de procescomputer de cyclus opnieuw. Als de intensiteit van het zonlicht 300 of meer is (referentie hoge lichtintensiteit), begint de procescomputer met het activeren van de kleppen gedurende 10 seconden, maar wacht de computer vervolgens 10 seconden voordat de volgende cyclus wordt gestart. Dit zorgt voor een werkcyclus van 66% waardoor er een grotere hoeveelheid waternevel in de kas komt om de zonnewarmtebelasting vanwege de intensiteit van het zonlicht tegen te gaan. Als de intensiteit van het zonlicht tussen 100 en 300 ligt, berekent de procescomputer een interval tussen de 10 en 80 seconden.

Als een vaste intervaltijd noodzakelijk is, stelt u voor beide mistintervallen dezelfde waarde in.

De procescomputer past de tijd tussen de mistcycli aan op basis van de intensiteit van het zonlicht. Op een bewolkte dag (weinig zonlicht) kunnen lange intervallen tussen mistcycli worden ingesteld en op een zonnige dag (veel zonlicht), kan er een kort interval tussen mistcycli worden ingesteld. Als het gewenst is om de twee intervallen te gebruiken om de mistcyclus te regelen, moeten er instellingen worden ingevoerd voor omstandigheden met weinig zonlicht en omstandigheden met veel zonlicht.

Water moet in de temperatuur-/luchtvochtigheidssensor worden opgeslagen. Als de natte bol droog wordt, berekent de procescomputer een relatieve luchtvochtigheid van 100% en een vochtdeficit van 0,0. Als de procescomputer een relatieve luchtvochtigheid van 100% meet of een vochtdeficit van 0,0, dan kan de mist niet worden gebruikt als methode om de luchtvochtigheid te verhogen.

Een mistcyclus kan in verschillende omstandigheden worden geactiveerd. Als ten minste één van deze vereisten geldig is, wordt de mistcyclus gestart.


Als u temperatuur, luchtvochtigheid, VPD-som en lichtsom uitschakelt, wordt het mistprogramma volledig uitgeschakeld.

Zodra de procescomputer heeft berekend dat bevochtiging gewenst is, zijn er een aantal instellingen die kunnen worden gebruikt om te bepalen hoe lang de bevochtigingskleppen actief moeten zijn en hoe lang het bevochtigingsprogramma moet wachten tussen de cycli als bevochtiging nog steeds is gewenst. De Duur bevochtigingscyclus is het aantal seconden gedurende welke alle bevochtigingskleppen actief zijn. Ga naar het scherm Bevochtigingsstrategie - Geavanceerde instellingen om aan te geven of u de duur voor de volledige strategie wilt instellen of voor elke periode.

Het mistprogramma kan worden ingesteld om voortdurend actief te zijn, of met tussenpozen. Als u wilt dat de mist voortdurend actief is totdat de toestand (temperatuur, luchtvochtigheid, zonlichtsom of VPD) waardoor de mist is gestart niet meer aanwezig is, stelt u beide intervaltijden in op 0. De instelling voor duur van de mistcyclus wordt dan de minimale looptijd.

Aangezien er meer dan een gietkraan of bevochtigingsklep actief kan zijn binnen hetzelfde watersysteem, kan de gebruiker een Bevochtigingsklep prioriteit instellen die wordt toegewezen aan de kranen/kleppen die aan dit systeem zijn gekoppeld. Prioriteitsniveau 1 is de hoogste prioriteit (topprioriteit) en prioriteitsniveau 15 is de laagste prioriteit. Het watersysteem activeert kranen/kleppen met een hogere prioriteit (lage getallen) voordat kranen/kleppen met lage prioriteit (hogere getallen) worden geactiveerd. Als Kranen met lagere prioriteit onderbreken toestaan? is ingesteld op JA, kan het watersysteem de gietkranen/bevochtigingskleppen met een lagere prioriteit halverwege de cyclus stoppen om kranen/kleppen met een hogere prioriteit voor een cyclus te activeren. Ga naar het scherm Bevochtigingsstrategie - Geavanceerde instellingen om de prioriteitsinstellingen weer te geven wanneer u deze wilt gebruiken. U kunt selecteren welk recept u wilt gebruiken voor uw bevochtigingsstrategie. Ga naar het scherm Geavanceerde instellingen om te bepalen of u wel of geen recepten wilt gebruiken.

Als een luchtvochtigheidssensor met natte/droge bol wordt gebruikt, moet er water in de sensor worden opgeslagen. Als de natte bol droog wordt, berekent de procescomputer een relatieve luchtvochtigheid van 100% en een vochtdeficit van 0,0. Als de procescomputer een relatieve luchtvochtigheid van 100% meet of een vochtdeficit van 0,0, dan kan de mist niet worden gebruikt als methode om de luchtvochtigheid te verhogen.

Wanneer u Priva Hygro Fans gebruikt (of een andere regeling waar slechts één uitgang voor nodig is) voor de mist, dan moet u ervoor zorgen dat u beide intervallen op 0 instelt en een uitgang voor een mistpomp voor het regelen van uw mistringen gebruikt. Dit zorgt voor ononderbroken mist wanneer de temperatuur, luchtvochtigheid of zonlichtsom daarom vragen.