Het is mogelijk om een aantal van de berekende temperaturen aan te passen met betrekking tot veel verschillende situaties:
u kunt bepaalde temperaturen aanpassen op basis van een aantal door de gebruiker gedefinieerde omstandigheden;
u kunt temperaturen aanpassen wanneer er een afluchtcyclus actief is;
u kunt de verwarmingstemperatuur aanpassen wanneer het doek 's avonds dicht gaat of 's ochtends wordt geopend;
u kunt temperaturen aanpassen wanneer de belichting aan is;
u kunt temperaturen aanpassen wanneer het maatwerkprogramma actief is;
u kunt temperaturen aanpassen tijdens elke stap van de gewasbescherming (voorbereiden, sproeien, wachten en afluchten).
Omdat u op een gegeven moment meer dan één item kan hebben waarmee de temperatuur wordt aangepast, kunt u ook grenzen instellen voor de totale aanpassing van de temperatuur. Een voorbeeld: u kunt de gewenste verwarmingstemperatuur verhogen met 2° als de lichtintensiteit hoog is en ook met 2° verhogen als de luchtvochtigheid hoog is. Als de lichtintensiteit hoog is en de luchtvochtigheid ook, dan neemt de verwarmingstemperatuur toe met 4°. Met het Aanpassingsbereik verwarmingstemperatuur en Aanpassingsbereik koeltemperatuur kunt u echter een grens instellen voor de aanpassing van de gewenste temperaturen.
Let op: er zijn ook aanpassingsbereiken voor lokale verwarming en grondverwarming en voor de mengkleppen.
Er zijn verschillende temperatuuraanpassingen die de gebruiker kan opgeven. U kunt voor elke aanpassing de omstandigheid (de waarde die u wilt gebruiken om te bepalen of de temperatuur moet worden aangepast), de beginwaarde (de waarde die de omstandigheid moet bereiken voordat de temperatuur wordt aangepast) en de volledige waarde (de waarde die de omstandigheid moet bereiken voordat de temperatuur volledig wordt aangepast) instellen. U moet ook het doel (welke temperatuur u wilt aanpassen), de periode (wat aangeeft of u deze aanpassing op een willekeurig moment op de dag wilt laten plaatsvinden of tijdens een bepaalde periode) en de hoeveelheid (de maximale hoeveelheid waarmee u het doel wilt aanpassen bij deze omstandigheid) instellen.
De mogelijke omstandigheden voor het aanpassen van de temperaturen zijn:
Gemiddelde temperatuur periode 1 - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de gemiddelde temperatuur die werd gemeten toen de procescomputer zich de laatste keer in periode 1 bevond. Let op: als het systeem zich in periode 1 bevindt, is dit niet de huidige periode 1 maar de vorige periode 1.
24 uur temperatuur - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de gemiddelde temperatuur die werd gemeten tijdens 24 uur die eindigden aan het begin van de huidige periode.
48 uur temperatuur - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de gemiddelde temperatuur die werd gemeten tijdens 48 uur die eindigden aan het begin van de huidige periode.
72 uur temperatuur - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de gemiddelde temperatuur die werd gemeten tijdens 72 uur die eindigden aan het begin van de huidige periode.
Gemeten buitentemperatuur - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de huidige gemeten buitentemperatuur.
Lichtintensiteit - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de huidige gemeten lichtintensiteit. Voor deze regeling wordt gebruikgemaakt van de weergegeven lichtintensiteit en niet de ongefilterde waarde.
Lichtsom - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de lichtsom die werd gemeten tijdens 24 uur die eindigden aan het begin van de huidige periode.
Gemeten relatieve luchtvochtigheid - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de huidige gemeten relatieve luchtvochtigheid.
Gemeten vochtdeficit - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van het huidige gemeten vochtdeficit.
Gemeten dampdrukdeficit - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van het huidige gemeten dampdrukdeficit.
Gemeten relatieve luchtvochtigheid buiten - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de huidige gemeten relatieve luchtvochtigheid buiten.
Gemeten windsnelheid - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de gemeten windsnelheid gedurende de laatste 10 minuten.
Algemene meting 1 - De temperatuur kan omhoog of omlaag worden bijgesteld op basis van de huidige waarde bij algemene meting 1.
De temperaturen die u kunt aanpassen, zijn:
Verwarmingstemperatuur - u kunt de gewenste kastemperatuur aanpassen die het verwarmingssysteem zal proberen te handhaven
Koeltemperatuur - u kunt de gewenste kastemperatuur aanpassen die het koelsysteem probeert te handhaven
Maximale watertemperaturen 1 - u kunt de maximale watertemperatuur tot waar het warmwatersysteem mag stijgen aanpassen
Minimale watertemperaturen 1 - u kunt de minimale watertemperatuur tot waar het warmwatersysteem mag zakken aanpassen
Offset watertemperaturen 1 - u kunt de snelheid van het warmwatersysteem aanpassen
Grondtemperaturen 1 - u kunt de gewenste temperatuur aanpassen die de grondverwarmingssystemen (mengkleppen of schakelverwarming) proberen te handhaven
Lokale temperaturen 1 - u kunt de gewenste temperatuur aanpassen die de grondverwarmingssystemen (mengkleppen of schakelwarmte) proberen te handhaven
De perioden waarin u de temperatuur kunt aanpassen, zijn:
Periode 1 - pas deze temperatuur alleen aan als periode 1 momenteel actief is
Alle perioden - pas deze temperatuur aan ongeacht welke periode actief is
Voorbeeld
Stel dat u een temperatuuraanpassing instelt waarbij moet worden gekeken naar de lichtintensiteit om de koeltemperatuur op basis van deze lichtintensiteit aan te passen. De beginwaarde voor de lichtintensiteit is ingesteld op 20 en de volledige waarde is ingesteld op 40. De aanpassing van de koeltemperatuur is ingesteld op -1,0°.
Zolang de lichtintensiteit onder 20 blijft, wordt de koeltemperatuur niet aangepast. Wanneer de intensiteit van het zonlicht boven de 20 stijgt, dan wordt de berekende koeltemperatuur aangepast. Als de lichtintensiteit toeneemt, dan neemt de koeltemperatuur af. Wanneer de intensiteit van het zonlicht op 30 ligt (halverwege 20 en 40), dan is de berekende koeltemperatuur met 0,5 graad gedaald (de helft van de aanpassingsinstelling voor de koeltemperatuur). Wanneer de intensiteit van het zonlicht op 40 ligt, dan is de berekende koeltemperatuur met 1,0 graad gedaald (aanpassingsinstelling voor de koeltemperatuur).
1. Oorspronkelijke koeltemperatuur 3. Lichtniveau 2. Lichtaanpassing