Ga vanuit het hoofdmenu naar Gateway instellen > Apparaat instellen > I/O-verbinding.
Wijs een vrije digitale ingang toe aan de debietsensor.
Ga naar Waterruimte > Watersysteem > Configuratie en voer het volgende in:
Pulsen: het aantal pulsen dat overeenkomt met een bepaald volume dat de debietsensor passeert.
Volume: het hierboven genoemde volume.
![]() |
Voorbeeld 1 U gebruikt een paddle wheel-debietsensor. Op basis van de documentatie voor de sensor en de maat van de leiding berekent u de K-factor op 14,45. Deze waarde betekent dat de sensor 14,45 pulsen verzendt voor elke liter water die de sensor passeert. Aangezien de velden voor pulsen en volume alleen gehele getallen kunnen bevatten, stelt u de Compass zodanig in dat u 100 liter water registreert voor elke 1445 pulsen. Bedenk dat de Compass de interne berekeningen uitvoert en het debiet registreert zodat pulsen worden waargenomen. Het systeem wacht niet tot het 1445 pulsen heeft ontvangen om de berekening uit te voeren. Voorbeeld 2 U gebruikt een debietsensor die 1 puls verzendt voor elke 10 liter water die wordt gemeten. U stelt de Compass zodanig in dat u 10 liter water registreert voor elke puls. Voorbeeld 3 U gebruikt een debietsensor die 10 pulsen verzendt voor elke gallon (U.S.) water die wordt gemeten. Omdat 1 gallon gelijkstaat aan 3,78 liter, stelt u de Compass zodanig in dat u 378 liter water registreert voor elke 1000 pulsen. |
100 % flow voor doseer referentie: het maximale debiet dat de doseerunit aan kan (in l/min of gal/min).
Minimumflow voor onafhankelijke meststof: het minimumdebiet voor de instelling ‘onafhankelijke meststof’. Dit is bijvoorbeeld voor een recept voor handmatige irrigatie (onafhankelijk van de startprogramma's). Wanneer de sproeier opengaat, daalt de druk in de distributieleiding, waardoor een drukschakelaar op de distributieleiding het onafhankelijke meststofrecept start (en daarmee de systeempomp). Zolang het debiet echter onder de ingestelde drempelwaarde (in l/min of gal/min) blijft, worden er geen meststoffen aan het water toegevoegd. Alleen wanneer het debiet de drempelwaarde overschrijdt, wordt de doseerunit gestart. Het onafhankelijke meststofrecept (en dus de systeempomp) stopt zodra het debiet minder dan de helft van de drempelwaarde wordt. Dit mechanisme voorkomt een overdosis bij een laag debiet vanwege onnauwkeurigheden.