De geavanceerde status van het schuifdak toont de resultaten van interne berekeningen van de logische schakelaars.
Voor de binnenplaats-modus, open veld-modus of schaduwdak-modus geeft de procescomputer het resultaat weer van de logica die bepaalt of de modus actief is. De concrete voorwaarden om dit te bepalen worden ingesteld in de instellingen voor overschakelen. Wanneer u slechts één voorwaarde gebruikt om te bepalen of een modus actief is, wordt de Eerste voorwaarde weergegeven. Wanneer u twee voorwaarden gebruikt, worden Eerste voorwaarde en Tweede voorwaarde beide weergegeven.
Op basis van de voorwaarden en of één of beide voorwaarden waar moeten zijn, bepaalt de procescomputer of de modus actief is. Mogelijke toestanden zijn:
UIT – De modus is niet actief omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan.
VERTRAGING AAN – De voorwaarden zijn vervuld en de modus wordt geactiveerd zodra de vertragingstijd is verstreken. De resterende vertraging wordt weergegeven.
AAN – De modus is actief omdat aan de voorwaarden is voldaan.
VERTRAGING UIT – Er wordt niet meer aan de voorwaarden voldaan en de modus wordt gedeactiveerd zodra de vertragingstijd is verstreken. De resterende vertraging wordt weergegeven.
De procescomputer biedt u de mogelijkheid de motorbedieningen te gebruiken op basis van een aantal door de gebruiker te definiëren regelingen. In dit geval zijn er twee te definiëren posities die de motorbediening kan innemen. Op basis van de door de gebruiker gedefinieerde voorwaarden bepaalt de procescomputer of de motorbediening naar de positie ‘bediening actief’ of ‘bediening niet actief’ moet gaan. Mogelijke door de gebruiker gedefinieerde statussen voor de bediening zijn:
UIT – Door de gebruiker gedefinieerde bediening is niet actief omdat niet aan de voorwaarde is voldaan. De berekende, door de gebruiker gedefinieerde positie is de positie ‘bediening niet actief’.
VERTRAGING AAN – De voorwaarde is vervuld en de bediening gaat naar de actieve positie zodra de vertragingstijd is verstreken. De resterende vertraging wordt weergegeven. De berekende, door de gebruiker gedefinieerde positie is de positie ‘bediening niet actief’.
AAN – Door de gebruiker gedefinieerde bediening is actief omdat aan de voorwaarde is voldaan. De berekende, door de gebruiker gedefinieerde positie is de positie ‘bediening actief’.
VERTRAGING UIT – De voorwaarde is niet vervuld en de bediening gaat naar de inactieve positie zodra de vertragingstijd is verstreken. De resterende vertraging wordt weergegeven. De berekende, door de gebruiker gedefinieerde positie is de positie ‘bediening actief’.
Er zijn beveiligingen tegen harde wind. De procescomputer schakelt de beschermingsmodus in zodra de windsnelheid een vooraf ingesteld niveau overschrijdt. Mogelijke waarden voor de status van bescherming tegen harde wind zijn:
UIT – De bescherming tegen harde wind is niet actief omdat de gemeten windsnelheid te laag is.
AAN – De bescherming tegen harde wind is actief omdat de gemeten windsnelheid de drempelwaarde heeft overschreden.
VERTRAGING UIT – De gemeten windsnelheid overschrijft de drempelwaarde voor de bescherming tegen harde wind niet meer, en de bescherming wordt uitgeschakeld zodra de vertragingstijd is verstreken. De resterende tijd wordt weergegeven voordat de bescherming tegen harde wind wordt uitgeschakeld.
Er zijn beveiligingen voor wanneer het regent. De procescomputer schakelt de beschermingsmodus in zodra het begint te regenen. Mogelijke waarden voor Regenstatus zijn:
UIT – De bescherming tegen regen is niet actief omdat het niet regent.
AAN – De bescherming tegen regen is actief omdat het regent.
VERTRAGING UIT – Het regent niet meer; de bescherming tegen regen wordt uitgeschakeld zodra de vertragingstijd is verstreken. De Resterende tijd vóór uitschakeling regen wordt weergegeven.