Weer - Configuratie

Met Kalibratieoffset luchttemperatuur van sommige sensoren kan de waarde van de sensor worden gecorrigeerd. Een voorbeeld: als de temperatuursensor een waarde detecteert die 0,8° te hoog is, kunt u een kalibratieoffset van -0,8 instellen. Daardoor wordt 0,8 graden van de waarde afgetrokken. Let op: Priva-sensoren (met uitzondering van pH-, CO2- en raamsensoren) hoeven niet gekalibreerd te worden.

De zonlichtsensoren moeten ook worden ingesteld, afhankelijk van het type lichtsensor.

De instelling Buitenlichtsensor ijking-offset wordt gebruikt om het lichtniveau te verhogen of verlagen als de lichtsensor niet het juiste lichtniveau weergeeft. Deze offset wordt opgeteld bij of afgetrokken van de lichtwaarde. Deze instelling wordt gebruikt als de lichtwaarde 's nachts niet 0 is.

De instelling Buitenlichtsensor bereik-ijking aanpassing wordt gebruikt om het percentage van de lichtlwaarde te verhogen of te verlagen. Do normale instelling is 100%. Als deze waarde is wordt verhoogd of verlaagd, wordt de lichtwaarde evenredig verhoogd of verlaagd. Deze instelling wordt gebruikt als de lichtintensiteit te laag of te hoog is vergeleken met een verifieerbare lichtsensor.

De Lichtsensor vermenigvuldigingsfactor kan worden gebruikt voor sommige van de types lichtsensoren als er geen weerinterface WI2 wordt toegepast.

De Maximale lichtintensiteitswijziging per minuut is de hoeveelheid die de zonlichtintensiteit elke minuut kan veranderen. Dit is nuttig wanneer wordt gewerkt met de invloeden op temperatuur en met doeken. Een "0" in dit veld zorgt voor onmiddellijke verandering van zonlichtintensiteit (geen filtering). Een hoger getal heeft een grotere invloed op de zonlichtintensiteit. Als bijvoorbeeld in dit veld 1,0 wordt ingesteld, verandert de zonlichtlezing maximaal 1,0 per minuut. Dus als de lichtintensiteit 64,0 is en een wolk drijft over uw kas, kan de momentele lichtintensiteit dalen tot 32,0 Als de Maximum verandering lichtintensiteit per minuut op 0 werd ingesteld, reageert de procescomputer direct op de verandering in lichtintensiteit en begint het doek te openen. Maar als de Maximum verandering lichtintensiteit per minuut op 1,0 werd ingesteld, daalt de gefilterde lichtintensiteit na één minuut tot 63,0 en na twee minuten tot 62,0. Als het lichtniveau laag blijft, daalt de gefilterde lichtintensiteit tot een punt waarop de doeken beginnen te openen. Als de wolk klein was en de momentele lichtintensiteit terugspringt naar 64,0 zal de procescomputer niet reageren op de verandering.

Met de instelling Gevoeligheid regensensor kunt u instellen hoe veel (of hoe weinig) regen nodig is om de regensensor te activeren. U kunt dit instellen op LICHT of ERG LICHT als u vindt dat de regensensor niet snel genoeg regen detecteert. U kunt dit instellen op ZWAAR of ERG ZWAAR als de regensensor wordt geactiveerd door zware dauw in de nacht of een lichte mist.

Elke van de zeven buitensensoren (buitentemperatuur, zwarte plaat-temperatuur buiten, luchtvochtigheid buiten, windsnelheid, windrichting, regen en zonlicht) kan worden ingesteld om informatie naar andere procescomputers te sturen. Als Uitzenden is ingesteld op JA, wordt de informatie van die betreffende sensor doorgestuurd naar andere procescomputers. De weersensoren worden automatisch geconfigureerd in alle zones zodra de weersensor in één zone is geconfigureerd en de sensor begint met uitzenden. Wanneer de weersensor stopt met uitzenden, verschijnt er een bericht in de configuratie waarin wordt aangegeven dat de sensor niet wordt gedetecteerd in het netwerk. Wilt u de sensor uit de configuratie verwijderen? Als de installateur per ongeluk een van de weersensoren heeft geconfigureerd, kunt u hier Ja selecteren om de sensor te verwijderen. U moet doet voor elke zone doen.