Dit display wordt gebruikt voor het instellen en aanpassen van de bedieningselementen van het watersysteem, de irrigatiekleppen, spuikleppen en de meststofdosering.
U kunt voor elk recept selecteren of u het wilt activeren. Als Gebruik recept is ingesteld op NEE, dan wordt het recept niet weergegeven. Let op: als een doseerkanaal is geconfigureerd voor een recept, wordt het recept altijd weergegeven en kunt u deze waarde niet in NEE veranderen, tenzij u het doseerkanaal vertelt dat dit recept niet moet worden gebruikt.
Het instellen van EC, pH en EC-voorregeling wordt per recept gedaan. Omdat verschillende recepten verschillende hoeveelheden of typen meststoffen kunnen bevatten, is het mogelijk gewenst om de recepten verschillend in te stellen.
De P-factor is de proportionele factor van de EC-, pH- en EC-voorregelinstellingen. Hiermee wordt het doseerpercentage rechtstreeks evenredig aan het verschil tussen de gewenste en gemeten niveaus aangepast. Deze moet worden aangepast als het gewenste niveau moeilijk kan worden bereikt.
De I-factor is de integrale factor van de EC-regeling. Hiermee wordt het doseerpercentage in de loop van de tijd op basis van het verschil tussen de gewenste en gemeten niveaus aangepast.
De meetfase is de tijdsduur van het injecteren van een meststof in het irrigatiewater tot het meten van deze stof door de sensor. Deze tijdsduur is volledig afhankelijk van de leidingen van de irrigatie-eenheid.
De debietinvloed geeft aan of de EC-regeling wordt beïnvloed door de debietsensor. Als de debietsensor meet dat water door de mengeenheid voor meststoffen stroomt, moet deze instelling zijn ingesteld op JA.
Wanneer u een recept instelt, is het ook mogelijk om aan te geven waar u het receptwater vandaan wilt halen. Dit heet de receptbron. Opties:
WATERGIFT SILO - U kunt voor elk recept selecteren of u water wilt halen uit een specifieke dagvoorraadsilo of irrigatiesilo. Wanneer u deze optie selecteert, kunt u de zone waarin de silo zich bevindt identificeren door het zonenummer in te stellen in het zoneveld Receptbron bevindt zich in. U moet ook aangeven uit welke silo water wordt gehaald
EXTERN RECEPT - U kunt voor elk recept selecteren of u een ander watersysteem wilt starten om het recept te maken. Wanneer u deze optie selecteert, kunt u de zone waarin het watersysteem zich bevindt identificeren door het zonenummer in te stellen in het zoneveld Receptbron bevindt zich in. U moet ook aangeven welk extern recept moet worden gebruikt. Denk eraan dat dit het recept is van het externe watersysteem
GEEN RECEPTBRON - Dit watersysteem gebruikt schoon water als bron
Haalt water uit |
Uitleg |
Irrigatiesilo
|
De watersysteemsilo's zijn silo's die uw irrigatiewater bevatten. Deze silo's kunnen worden geïdentificeerd als bronsilo's en bestemmingssilo's. De bronsilo is de irrigatiesilo waaruit u water voor een of meer recepten wilt pompen. De bestemmingssilo is de irrigatiesilo waarnaar het retourwater van de planten gaat om gerecycled te worden. Zodra de pomp van het watersysteem wordt ingeschakeld, wordt de uitlaatklep of pomp van de gewenste bronsilo gestart om de benodigde hoeveelheid water te leveren. Wanneer de pomp van het watersysteem wordt uitgeschakeld, wordt de uitlaatklep of pomp van de bronsilo gestopt. Als u het waterniveau in de bronsilo meet en er onvoldoende water beschikbaar is, kan het systeem de pomp van het watersysteem stoppen. |
Extern recept
|
Externe recepten zijn recepten die worden gemengd in andere watersystemen. Wanneer een extern recept wordt aangevraagd, worden het watersysteem en de irrigatiekranen alleen geactiveerd wanneer het betreffende watersysteem actief bezig is met het mengen van het gewenste recept. |
U kunt ook een receptbestemmingssilo voor uw irrigatiewater instellen. Dit is de silo waarin het retourwater van uw planten moet worden opgevangen om te worden gerecycled wanneer u een specifiek recept gebruikt. Als u wilt dat het van uw planten afvloeiende receptwater naar een bestemmingssilo wordt gestuurd, moet u dat aangeven door Stuurt drainwater naar silo in te stellen op ‘JA’. Zodra u die waarde hebt ingesteld, verschijnen er meer instellingen. Met de instelling Drainwatersilo bevindt zich in zone kunt u aangeven waar uw bestemmingssilo zich bevindt. Met Drainwatersilo kunt u uw bestemmingssilo voor het betreffende recept instellen.
Zodra de pomp van het watersysteem wordt ingeschakeld, wordt de retourklep van deze silo geopend om het retourwater naar deze silo te laten stromen. Deze kraan blijft zelfs geopend wanneer de irrigatiecyclus voltooid is en de pomp van het watersysteem is uitgeschakeld. De klep wordt alleen gesloten wanneer een ander recept met een andere retoursilo wordt gestart.
De instelling Oplossing geeft aan wat dit kanaal in het irrigatiewater injecteert:
EC - geeft aan dat dit kanaal meststof in het water injecteert om het EC-niveau te verhogen
ZUUR - geeft aan dat dit kanaal zuur in het water injecteert wanneer de pH moet worden verlaagd
LOOG - geeft aan dat dit kanaal alkali in het water injecteert wanneer de pH moet worden verhoogd
EC-VOORREGELING - geeft aan dat dit kanaal EC injecteert gebaseerd op de EC voorregelingsinstelling en de EC voorregelingsmeting
FLOW - geeft aan dat dit kanaal doseert met een percentage van de 100% flow van het watersysteem. Dit kan worden gebruikt voor herbicide- of pesticidetoepassingen.
HOEVEELHEID DOSERING - geeft aan dat dit kanaal bij elke irrigatiecyclus een vaste hoeveel oplossing zal afgeven. De hoeveelheid afgegeven oplossing wordt ingesteld in de receptinstellingen.
Het injectortype geeft het type injector aan dat op het systeem is aangesloten:
FREQUENTIE - (Geeft aan dat deze uitgang aan en uit gaat volgens een toenemend aantal pulsen als er meer oplossing nodig is).
ANALOOG - Het uitvoerkanaal is ingesteld op analoge uitvoer. De uitvoer zorgt ervoor dat de spanning toeneemt wanneer er meer oplossing nodig is.
SERVO - (Geeft aan dat er twee uitgangen zijn.) De uitgang Openen pulseert als er meer oplossing nodig is en de uitgang Sluiten pulseert als er minder oplossing nodig is. De servo blijft op zijn plek tussen irrigatiefasen in.
SERVO DICHT - (Geeft aan dat er twee uitgangen zijn.) De uitgang Openen pulseert als er meer oplossing nodig is en de uitgang Sluiten pulseert als er minder oplossing nodig is. De servo blijft open in de juiste positie voordat de irrigatiecyclus start en sluit wanneer de irrigatiecyclus is voltooid
RECEPT SELECTIEKRAAN - De selectieklep voor het recept wordt niet specifiek voor het doseren van meststoffen gebruikt. In plaats daarvan wordt de klep gebruikt om een toevoerleiding voor specifieke recepten te selecteren. U kunt selecteren of u de uitgang AAN of UIT wilt hebben voor elk gewenst recept.
Het Capaciteit doseerkanaal wordt vooral gebruikt voor dosering op basis van hoeveelheid. Zodra de capaciteit van het kanaal is ingesteld en dosering op basis van hoeveelheid is geselecteerd als de oplossing, vindt het doseren plaats tot de gewenste hoeveelheid is bereikt.
Hoe de Minimumpulslengte, Looptijd van de servomotor en Doseercyclustijd werken is afhankelijk van het geselecteerde injectortype dat wordt gebruikt en worden hieronder beschreven.
FREQUENTIE
Wanneer de procescomputer Frequentieregeling gebruikt, past deze het aantal pulsen aan, afhankelijk van hoeveel voedingsstoffen moeten worden toegevoegd. Als slechts een kleine hoeveelheid voedingsstoffen moet worden toegevoegd, is de tijd tussen de pulsen erg lang. Als veel voedingsstoffen moeten worden toegevoegd, is de tijd tussen de pulsen erg kort. De Minimum pulslengte is de lengte van elke puls.
ANALOOG
Wanneer de procescomputer gebruikmaakt van de analoge regeling, wordt de analoge uitgangsspanning gemoduleerd afhankelijk van de doseerpercentagespanningen voor de analoge uitgangen.
Standaardinstellingen voor Priva-doseerkanaaldriver in het geval van een Priva-doseerkanaal:
Uitgangsspanning bij 0% = 0 V
Uitgangsspanning bij 1% = 2,08 V
Uitgangsspanning bij 50% = 6 V
Uitgangsspanning bij 100% = 10 V
SERVO EN SERVO DICHT
Wanneer de procescomputer gebruikmaakt van servosturing, moduleert de procescomputer dat een mengkraan verder open gaat naarmate meer voedingsstoffen nodig zijn, of verder gesloten wordt naarmate minder voedingsstoffen nodig zijn. De Looptijd van de servomotor is het aantal seconden dat nodig is om de kraan van de 0%-stand naar de 100%-stand te brengen. De Minimumpulslengte is de kortste tijd dat de kraan mag bewegen. Als de procescomputer een beweging berekent die korter is dan de tijdsduur, zal deze niet bewegen.
Als deze instelling op 100 wordt gezet, wordt het betreffende doseerkanaal gebruikt voor dat specifieke recept. Door een waarde anders dan 0 of 100 in te stellen, is het mogelijk om een doseerkanaal slechts gedeeltelijk voor een specifiek recept te gebruiken. Als u Kanaal met recept gebruiken op 50% instelt, dan is het doseerkanaal slechts voor 50% actief wanneer het recept vraagt om een dosering van 100%.
De analoge uitvoer moet worden gekalibreerd op basis van vier verschillende referentiepunten. Het systeem berekent de uitgang tussen deze spanningen wanneer dat nodig is.
Uitgangsspanning 0 %: de spanning die moet worden uitgevoerd wanneer het systeem het apparaat wil uitschakelen
Uitgangsspanning 1%: de spanning die moet worden uitgevoerd wanneer het systeem het apparaat voor 1% wil inschakelen
Uitgangsspanning 50%: de spanning die moet worden uitgevoerd wanneer het systeem het apparaat voor 50% wil inschakelen
Uitgangsspanning 100%: de spanning die moet worden uitgevoerd wanneer het systeem het apparaat voor 100% wil inschakelen