Temperatuur - Geavanceerde instellingen

Het is mogelijk om een aantal van de berekende temperaturen aan te passen met betrekking tot veel verschillende situaties:


Omdat u op een gegeven moment meer dan één item kan hebben waarmee de temperatuur wordt aangepast, kunt u ook grenzen instellen voor de totale aanpassing van de temperatuur. Een voorbeeld: u kunt de gewenste verwarmingstemperatuur verhogen met 2° als de lichtintensiteit hoog is en ook met 2° verhogen als de luchtvochtigheid hoog is. Als de lichtintensiteit hoog is en de luchtvochtigheid ook, dan neemt de verwarmingstemperatuur toe met 4°. Met het Aanpassingsbereik verwarmingstemperatuur en Aanpassingsbereik koeltemperatuur kunt u echter een grens instellen voor de aanpassing van de gewenste temperaturen.

Let op: er zijn ook aanpassingsbereiken voor lokale verwarming en bodemverwarming en voor de mengkleppen.

Er zijn verschillende temperatuuraanpassingen die de gebruiker kan opgeven. U kunt voor elke aanpassing de omstandigheid (de waarde die u wilt gebruiken om te bepalen of de temperatuur moet worden aangepast), de beginwaarde (de waarde die de omstandigheid moet bereiken voordat de temperatuur wordt aangepast) en de volledige waarde (de waarde die de omstandigheid moet bereiken voordat de temperatuur volledig wordt aangepast) instellen. U moet ook het doel (welke temperatuur u wilt aanpassen), de periode (wat aangeeft of u deze aanpassing op een willekeurig moment op de dag wilt laten plaatsvinden of tijdens een bepaalde periode) en de hoeveelheid (de maximale hoeveelheid waarmee u het doel wilt aanpassen bij deze omstandigheid) instellen.

De mogelijke omstandigheden die de temperaturen kunnen aanpassen zijn:


De temperaturen die u kunt aanpassen, zijn:


De perioden waarin u de temperatuur kunt aanpassen, zijn:


Voorbeeld

Stel dat u een temperatuuraanpassing instelt waarbij moet worden gekeken naar de lichtintensiteit om de koeltemperatuur op basis van deze lichtintensiteit aan te passen. De beginwaarde voor de lichtintensiteit is ingesteld op 20 en de volledige waarde is ingesteld op 40. De aanpassing van de koeltemperatuur is ingesteld op -1,0°.

Zolang de lichtintensiteit onder 20 blijft, wordt de koeltemperatuur niet aangepast. Wanneer de intensiteit van het zonlicht boven de 20 stijgt, dan wordt de berekende koeltemperatuur aangepast. Als de lichtintensiteit toeneemt, dan neemt de koeltemperatuur af. Wanneer de intensiteit van het zonlicht op 30 ligt (halverwege 20 en 40), dan is de berekende koeltemperatuur met 0,5 graad gedaald (de helft van de aanpassingsinstelling voor de koeltemperatuur). Wanneer de intensiteit van het zonlicht op 40 ligt, dan is de berekende koeltemperatuur met 1,0 graad gedaald (aanpassingsinstelling voor de koeltemperatuur).

 1. Oorspronkelijke koeltemperatuur  3. Lichtniveau
 2. Lichtaanpassing