Huidige periode geeft de huidige temperatuurregelmodus aan.
De Berekende verwarmingstemperatuur is de temperatuur die de procescomputer probeert te handhaven door het verwarmingssysteem in en uit te schakelen. Deze waarde is gebaseerd op de verwarmingstemperatuur die is ingesteld voor deze specifieke periode en eventuele aanpassingen die op dat moment plaatsvinden. Doorgaans schakelt de procescomputer de verwarming in om de temperatuur op de berekende verwarmingstemperatuur te houden.
De Gemeten verwarmingstemperatuur is doorgaans de gemeten temperatuur in de kas. Als u meer dan één temperatuursensor in de kas gebruikt, kan de gemeten verwarmingstemperatuur één van de gemeten waarden, of de hoogste, laagste of gemiddelde waarde van de verschillende sensoren zijn. Dit kan worden ingesteld in het configuratiegedeelte voor de temperatuur.
Mogelijke Verwarmingsstatus:
GEEN VERWARMING - er is op dit moment geen verwarming nodig
VERWARMING - de procescomputer bedient apparatuur om de kas te verwarmen
MAXIMUM VERWARMING - alle verwarmingsstappen die actief mogen zijn, zijn momenteel ingeschakeld
VERWARMING UITGESCHAKELD - de verwarmingsregeling is uitgeschakeld door het programma van het schuifdak
Verwarming gewenst wordt alleen gebruikt voor de schakelverwarming en deze waarde kan overal tussen 0% en 100% liggen.
De status van de verwarmingsapparatuur toont de huidige toestand van alle verwarmingsstappen die voor de zone zijn geconfigureerd. Als de stap overeenkomt met een schakelregeling, zoals stoomverwarming of eenheidverwarmingen, dan is het getal dat wordt weergegeven als de Status schakelverwarmingscyclus het percentage van de tijd waarin de stap actief is (d.w.z. 0 is uit, 50 is 50% van de verwarmingscyclus aan, 100 is voortdurend aan). Als de verwarmingsstap is ingesteld als analoge uitgang, dan geeft de procescomputer een waarde tussen 0% en 100%, afhankelijk van de verwarmingsvereiste van die stap. Als de verwarmingsstap geen van deze opties is, dan wordt er 0% weergegeven, wat aanduidt dat de verwarmingsstap uit is, of 100%, want aangeeft dat de stap aan is.
De duur van de verwarmingscyclus (het aantal minuten dat nodig is om de aantijd en uittijd van de verwarmingsstap te voltooien) en de minimale AAN- en UIT-tijden van de verwarmingscyclus kunnen worden ingesteld in het configuratiegedeelte.
De Benodigde warmtecapaciteit geeft aan hoeveel warmte (in kilowatt) op dit moment nodig is voor elke verwarmingsstap. Deze informatie wordt naar een centraal energiesysteem verzonden. De totale warmtecapaciteit van elke verwarmingsstap kan worden ingesteld in het configuratiegedeelte.
De huidige Gemeten lokale temperatuur en de Berekende lokale temperatuur tonen de waarden van maximaal vier temperatuursensoren die zijn aangewezen als lokale temperatuursensoren. Lokale temperatuurregeling houdt in dat een uitgang wordt geregeld door een lokale temperatuursensorwaarde vergeleken met de berekende verwarmingstemperatuur voor de zone. Mengkleppen kunnen ook worden gebruikt om de watertemperatuur op basis van de lokale temperaturen te regelen. Om een mengklep aan een lokale temperatuursensor te koppelen, moet u dit instellen op het configuratiescherm van de mengklep.
Als u een zonetemperatuur van 20,0 °C (68,0 °F) probeert te handhaven en de gemeten temperatuur van een gebied in de zone 19,4 °C (66,9 °F) is, dan wordt de lokale verwarming ingeschakeld om dat gebied tot de berekende verwarmingstemperatuur te verwarmen. Om deze functie te gebruiken, hebt u een afzonderlijke warmtebron voor dit gebied nodig.
De Berekende lokale verwarmingstemperatuur toont de temperatuur die het systeem probeert te handhaven. Het systeem handhaaft de temperatuur door de lokale verwarmingsuitgang in te schakelen wanneer de gemeten temperatuur onder de berekende temperatuur ligt. Temperatuur is gebaseerd op twee variabelen, de berekende verwarmingstemperatuur die de zone probeert te handhaven en de offset die is ingesteld. Een voorbeeld: als de procescomputer een zoneverwarmingstemperatuur van 18,0 °C (68,0 °F) probeert te handhaven, en de offset voor de zone is ingesteld op -1,0 °C (-1,8 °F), dan verwarmt het systeem het lokale gebied om 17,0 °C (18,0 - 1,0) of 66,8 °F (68,0 - 1,8) te handhaven. Voor elke periode kan een verschillende offsettemperatuur worden ingesteld. De uitgang voor de lokale verwarming verwarmt dan alleen om deze temperatuur te handhaven.
De Toestand lokale verwarming geeft 0% (wat betekend dat de verwarming UIT is) of 100% (want betekent dat de verwarming AAN is).
De Benodigde lokale warmtecapaciteit geeft aan hoeveel warmte (in kilowatt) op dit moment nodig is voor elke verwarmingsstap. Deze informatie wordt naar een centraal energiesysteem verzonden.